Achtergrond Wet DBA

Achtergrond Wet DBA

Waarom is de VAR vervangen door de Wet DBA?
De VAR heeft jarenlang goed zijn taak gediend, maar is volgens het Ministerie van Financiën om een aantal redenen aan vervanging toe:

  • Moeilijke handhaving – De Belastingdienst diende bij de ZP’er te controleren of hij wel zelfstandig is en of er geen sprake is van een dienstbetrekking met zijn Opdrachtgever. Met 800.000 ZP’ers in Nederland was dat moeilijk te handhaven.
  • Risico volledig bij ZP’er – Bij de vroegere VAR-systematiek lagen de risico’s met name bij de ZP’er. Als bij controle door de Belastingdienst achteraf bleek dat de ZP’er in de feitelijke situatie een dienstbetrekking bleek te hebben met de Opdrachtgever (afhankelijk van diverse factoren), diende hij de te veel ontvangen faciliteiten zoals de starters- en zelfstandigenaftrek terug te betalen. Ook de Opdrachtgever zou, als hij te kwader trouw was, op dat moment aansprakelijk gesteld kunnen worden voor naheffing van loonheffing en premie werknemersverzekeringen.
  • Schijnzelfstandigheid – Met het oude VAR-systeem was het aanpakken van ‘schijnzelfstandigheid’ moeilijk. Schijnzelfstandigheid is de term die gebruikt wordt voor het fenomeen dat werknemers door een werkgever gedwongen als ‘zelfstandige’ worden ingezet om vervolgens onder dezelfde omstandigheden hetzelfde werk uit te voeren als voorheen in loondienst gedaan werd. Het is een thema dat (nagenoeg) niet aan de orde is binnen de vakgebieden waar de meeste Zelfstandig Professionals in actief zijn (zakelijke dienstverlening: IT, finance, marketing, human resources en andere vormen van kenniswerk), maar dat wel actueel is in andere branches.

Wat verandert er nu de Wet DBA er is?
Het principe van de Wet DBA is dat de Opdrachtgever en ZP’er gaan werken met een door de Belastingdienst goedgekeurde overeenkomst van opdracht, waaruit volgt dat geen dienstbetrekking bestaat tussen de Opdrachtgever en de ZP’er. Essentieel is dat in de praktijk daadwerkelijk gewerkt wordt volgens deze overeenkomst, zodat definitief geen sprake is van een dienstbetrekking tussen de Opdrachtgever en de ZP’er. Dan hoeft de Opdrachtgever geen loonheffingen voor de ZP’er in te houden. Dit alles heeft tot gevolg:

  • Handhaving wordt makkelijker – De Belastingdienst verlegt de controle op de arbeidsrelatie tussen de ZP’er en de Opdrachtgever naar de Opdrachtgever. Er is aangekondigd dat door de Belastingdienst controles uitgevoerd gaan worden bij organisaties die ZP’ers inhuren. Hierbij wordt beoordeeld of de feitelijke situatie overeenkomt met de situatie zoals omschreven in de overeenkomst. Dit brengt de te controleren instanties terug van 800.000 ZP’ers tot enkele duizenden inhurende organisaties.
  • Spreiding risico – Met het verleggen van de controle wordt het risico gespreid. De ZP’er blijft, net als bij de vroegere VAR-systematiek, aansprakelijk voor het terugbetalen van teveel ontvangen ondernemersfaciliteiten en (loon)belasting, als blijkt dat de ZP’er niet (voldoende) zelfstandig is. Daarnaast kunnen Opdrachtgevers aansprakelijk gesteld worden voor het alsnog afdragen van loonheffingen en premie werknemersverzekeringen.
  • Schijnzelfstandigheid – Met het verleggen van de controle naar de Opdrachtgever, wordt het voor de Belastingdienst gemakkelijker Opdrachtgevers aan te pakken die werknemers dwingen zelfstandig te worden om hen vervolgens in te huren voor het uitvoeren van hetzelfde werk als voorheen in loondienst gedaan werd.

Meer informatie over de Wet DBA, de gevolgen en hoe je ermee om kunt gaan, vind je in het whitepaper: De Wet DBA toegelicht.

Download whitepaper

Bart van der Geest