De ‘vierde’ pijler van het ZP-pensioen

De ‘vierde’ pijler van het ZP-pensioen

Pensioenen zijn momenteel een hot topic in de wereld van zzp’ers, die ik graag Zelfstandig Professionals (ZP’ers) noem. Niet alleen in Nederland wordt de discussie gevoerd over verplichte pensioenen voor zzp’ers, maar ook in andere landen waar zelfstandigen niet deelnemen in collectieve pensioenregelingen, zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Altijd wanneer overheden twijfelen over beleid, zijn er economen die duidelijkheid over de situatie proberen te verschaffen. In dit geval hebben Mastrogiacomo en Alessie van (onder andere) Netspar een working paper geschreven (zie bron onderaan). Zij analyseerden het spaargedrag van een grote groep Nederlanders, waaronder zelfstandigen, o.b.v. enquêtedata van de DNB Household Survey. Als wetenschapper boeien dergelijke onderzoeken mij. Ik maak het graag toegankelijk door er in niet-wetenschappelijke taal over te schrijven.

Belang van sparen
Allereerst blijkt uit het onderzoek dat Zelfstandig Professionals sparen voor het pensioen steeds belangrijker vinden. Echter, ze behalen minder vaak hun spaardoelen voor pensioen dan werknemers.

Drie pijlers
We zijn allemaal wel bekend met de drie pijlers van het pensioen, namelijk; 1) AOW, 2) aanvullende pensioenopbouw via de werkgever en 3) aanvullende pensioenverzekeringen. AOW krijgt iedereen bij de pensioengerechtigde leeftijd. De tweede pijler is voor Zelfstandig Professionals vanzelfsprekend beperkt of überhaupt niet aanwezig. Je zou dus verwachten dat zelfstandigen buitengewoon veel geld hebben in de derde pijler. Dit blijkt echter niet zo te zijn!

Gelukkig hebben we nog de ‘vierde pijler’
Naast deze drie pijlers zijn er nog diverse andere methodes van vermogensopbouw, zoals sparen op een spaarrekening, het kopen van vastgoed of trouwen met een partner met een rijkelijk pensioen. Deze zogenoemde ‘vierde pijler’ wordt vaak als argument aangedragen door tegenstanders van de verplichte bijdrage door Zelfstandig Professionals aan collectieve pensioenen. ZP’ers zouden hun pensioen uit dit soort bronnen (kunnen) betalen.

Mastrogiacomo en Alessie proberen uit te zoeken hoeveel van dit ‘gespaarde’ geld daadwerkelijk apart gehouden wordt voor pensioendoeleinden. In de praktijk blijkt dit maar 2% te zijn. Mensen sparen weliswaar zo’n 15% van hun totale inkomen over hun levensloop, maar doen dit vaker om onvoorziene kosten wegens arbeidsongeschiktheid of werkeloosheid op te vangen dan voor hun pensioen. Problematisch? Mogelijk.

Schrale troost is misschien dat twee derde van de spaartegoeden niet aan een specifiek spaarmotief toegewezen kan worden. Die tegoeden zouden dus wel degelijk ten goede kunnen komen aan het pensioen, mits de ZP’er zijn spaar- en uitgave patroon kan omgooien.

Bottom line
Iedere ZP’er bouwt op zijn eigen wijze pensioen op. Sinds begin 2015 zijn er diverse mogelijkheden bijgekomen om deel te nemen aan vrijwillige collectieve pensioeninitiatieven, waarmee de keuze er niet gemakkelijker op geworden is. Overweeg alle opties en laat je goed adviseren door onafhankelijke specialisten alvorens je jouw keuze maakt.

 

Lees het artikel op: http://www.dnb.nl/en/binaries/Working%20Paper%20454_tcm47-317454.pdf

Bart van der Geest